APOSTOLISCHE BRIEF PATRIS CORDE

MET HET HART VAN EEN VADER:
Zo beminde Jozef Jezus, naar wie in alle vier de Evangeliën verwezen wordt als: “de zoon van Jozef”.
Mattheus en Lucas, de twee Evangelisten die het vaakst over Jozef spreken, vertellen ons heel weinig, maar toch genoeg om ons te laten waarderen wat voor vader hij was alsook de missie die aan hem werd toevertrouwd door Gods voorzienigheid.
We weten dat jozef een timmerman was (Mt. 13,55), verloofd met Maria (Mt 1,18, Lc 1,27). Hij was een rechtschapen man (Mt 1,19), steeds bereid om Gods wil te doen zoals deze hem werd geopenbaard in de Wet (Lc 2,22, 27, 39) en door middel van vier dromen (Mt 1,20; 2,13; 19,22). Na een lange en vermoeiende reis van Nazareth naar Bethlehem, aanschouwde hij de geboorte van de Messias in een stal, daar “omdat er voor hen geen plaats was in de herberg.” (Lc 2,7). Hij was getuige van de aanbidding door de herders (Lc 2,8-20) en de Wijzen (Mt 2, 1-12), die respectievelijk het volk van Israël en de heidense volkeren vertegenwoordigden.
Jozef had de moed om de wettelijke vader van Jezus te worden, die hij de naam gaf die hem door de engel werd geopenbaard: “Zij zal een zoon ter wereld brengen die gij Jezus moet noemen, want Hij zal zijn volk redden uit hun zonden.” (Mt 1,21). Zoals we weten betekende het geven van een naam aan een persoon of een ding, zoals Adam deed in het Boek Genesis (Gen 2,19-20), zoveel als het aangaan van een relatie.
Maria en Jozef droegen, veertig dagen na de geboorte van Jezus, hun kind aan de Heer op in de Tempel en luisterden met verbazing naar Simeon’s profetie over Jezus en zijn Moeder (Lc 2,22-35). Teneinde Jezus te beschermen tegen Herodes, trok Jozef als vreemdeling naar Egypte (Mt 2,13-18). Nadat hij naar zijn eigen land terugkeerde, leidde hij een verborgen bestaan in het kleine en obscure dorpje Nazareth in Galilea, ver weg van Bethlehem, zijn thuisstad, en ver weg van Jeruzalem en de Tempel. Van Nazareth werd gezegd: “gij zult zien dat de profeet niet uit Galilea opstaat.” (Joh 7,52) alsook: “Uit Nazaret, kan daar iets goeds vandaan komen?” (Joh 1,46). Toen Jozef en Maria de twaalfjarige Jezus uit het oog verloren tijdens een pelgrimstocht naar Jeruzalem, zochten ze angstig naar hem en vonden ze hem in de Tempel, in discussie met de Wetgeleerden. (Lc 2,41-50)
Na Maria, de Moeder van God, is er naast haar bruidegom, Jozef, geen enkele heilige die vaker vermeld wordt in het pauselijke magisterium. Mijn voorgangers hebben over de boodschap, die bevat is in de beperkte informatie die door de Evangeliën is doorgegeven, gereflecteerd teneinde zijn centrale rol in de heilsgeschiedenis beter te waarderen. De Zalige Pius IX riep hem uit tot “Patroon van de Katholieke Kerk”, de Eerbiedwaardige Dienaar Gods Pius XII bracht hem naar voor als “Patroon van de Arbeiders” en de Heilige Johannes Paulus II als “Beschermer van de Verlosser”. Sint Jozef wordt universeel aanroepen als de “patroon voor een gelukzalige dood”.
Nu, honderdvijftig jaar na de afkondiging van Sint Jozef als Patroon van de Katholieke Kerk door de Zalige Pius IX (8 december 1870), wil ik graag enkele persoonlijke reflecties over deze uitzonderlijke figuur delen, hij die zo dicht bij ons mensen-zijn stond. Want, zoals Jezus zegt, “de mond spreekt waar het hart van overloopt.” (Mt 12,34). Mijn verlangen om dit te doen werd groter tijdens deze maanden van de pandemie, waar we, te midden van de crisis, hebben ervaren hoe “onze levens verweven zijn met en gedragen worden door gewone mensen, mensen die vaak over het hoofd worden gezien.
Mensen die niet in de krant komen of krantenkoppen halen, of verschijnen op de recentste televisieshow, maar die zeer zeker in deze dagen de beslissende gebeurtenissen in onze geschiedenis vorm geven. Dokters, verplegend personeel, winkeliers en supermarktbedienden, onderhoudspersoneel, verzorgers, transporteurs, mannen en vrouwen die werken om te voorzien in de essentiële diensten en in openbare veiligheid, vrijwilligers, priesters, mannelijke en vrouwelijke religieuzen, en zo vele anderen. Zij hebben begrepen dat niemand op zijn eentje gered wordt… Hoeveel mensen oefenen dagelijks geduld uit en bieden hoop, zorgen er voor dat er in plaats van paniek, sprake is van gedeelde verantwoordelijkheid. Hoeveel vaders, moeders, grootouders en leraren tonen onze kinderen, in kleine alledaagse dingen, hoe men een crisis kan aanvaarden en hoe men er mee kan omgaan door gewoonten aan te passen, vooruit te kijken en door het gebedsleven te bemoedigen. Hoevelen bidden, brengen offers en bidden voor het welzijn van éénieder!
Ieder van ons kan in Jozef, de man die op de achtergrond blijft, een dagelijkse, discrete en verborgen aanwezigheid, een voorspreker ontdekken, een steun en een gids in tijden van moeilijkheden. Sint Jozef herinnert er ons aan dat zij die verborgen lijken of in de schaduw staan een onvergelijkelijke rol in de heilsgeschiedenis kunnen spelen. Een woord van erkenning en dankbaarheid is aan hen allen verschuldigd.
1. Een geliefde vader
De grootsheid van Sint Jozef was dat hij de echtgenoot van Maria was en de vader van Jezus. Op deze wijze plaatste hij zichzelf, om het te zeggen met de woorden van de Heilige Johannes Chrysostomus, “ten dienste van het gehele heilsplan”.
De Heilige Paulus VI wees er op dat Jozef heel concreet uitdrukking gaf aan zijn vaderschap “door zijn leven tot een offerdienst te maken aan het mysterie van de menswording en zijn verlossend doel. Hij hanteerde zijn wettelijke autoriteit over de Heilige Familie om zichzelf zo compleet aan hen te wijden in zijn leven en werk. Hij keerde zijn menselijke roeping tot huiselijke liefde om tot een bovenmenselijke vergetelheid van zichzelf, zijn hart en al zijn mogelijkheden, een liefde ten dienste van de Messias die tot volwassenheid opgroeide in zijn huis.”
Dankzij deze rol in de heilsgeschiedenis werd Sint Jozef door het Christelijke volk steeds vereerd als een vader. Dit zien we door de ontelbaar vele kerken die wereldwijd aan hem zijn toegewijd, de vele religieuze Instituten, Confraterniteiten en kerkelijke groepen die geïnspireerd werden door zijn spiritualiteit en zijn naam dragen en de vele traditionele volksdevoties ter zijner ere. Ontelbaar veel heilige mannen en vrouwen waren hartstochtelijk aan hem toegewijd. Teresa van Avila was één van hen die hem als haar pleitbezorger en voorspreker koos, vaak haar toevlucht tot hem zocht en iedere genade ontving waarom ze hem verzocht. Bemoedigd door haar eigen ervaring spoorde Teresa anderen aan om een devotie te ontwikkelen tot Jozef.
Ieder gebedenboek bevat gebeden tot Sint Jozef. Bijzonder gebeden worden iedere woensdag tot hem gericht, in het bijzonder tijdens de maand maart, daar deze traditioneel aan hem is toegewijd.
Populair vertrouwen in Sint Jozef kunnen we merken in de uitdrukking: “Ga naar Jozef”, die de hongersnood in Egypte oproept, wanneer de Egyptenaren de Farao smeekten om brood. Hij antwoorde op zijn beurt: “Ga maar naar Jozef en doe wat hij u zeggen zal.” (Gen 41,55). De Farao verwees hierbij naar Jozef, de zoon van Jacob, die als slaaf verkocht werd ten gevolge van de jaloezie van zijn broers (Gen 37, 11-28) en die, zo vertelt ons de Bijbel, vervolgens onderkoning van Egypte werd (Gen 41, 41-44).
Als afstammeling van David (Mt 1, 16-20), uit wiens huis Jezus zou voortkomen, zo vertelt de belofte aan David gedaan door de profeet Nathan (2 Sam 7), en als de echtgenoot van Maria van Nazareth, staat Sint Jozef op het kruispunt tussen het Oude en het Nieuwe Testament.
2. Een tedere en liefhebbende vader
Jozef zag Jezus dagelijks groeien “in wijsheid en welgevalligheid bij God en de mensen.” (Lc 2,52). Zoals de Heer deed met Israël, zo deed Jozef met Jezus: “hij leerde hem lopen, die hem bij zijn armen heeft gevat; met zachte leidsels heb Ik hen gemend, met teugels van liefde. Ik was voor hen als degenen die het juk optillen wanneer het tegen de kaken drukt. Ik reikte hem zijn voedsel toe.” (Hos 11, 3-4).
In Jozef zag Jezus de tedere liefde van God: “Een vader zich over zijn kinderen ontfermend zo ontfermt zich de Heer over wie Hem wil vrezen” (Ps 103,13).
In de synagoge, tijdens het bidden van de Psalmen, zal Jozef ongetwijfeld keer op keer gehoord hebben dat de God van Israël een God is van tedere liefde, die goed is voor allen, “wiens erbarmen alle schepselen omvat” (Ps 145,9).
De heilsgeschiedenis wordt uitgewerkt “hopend tegen alle hoop in” (Rom 4,18), door onze zwakheden. Maar al te vaak denken we dat God enkel door onze betere elementen werkt, maar de meeste van zijn plannen worden gerealiseerd in en ondanks onze zwakheid. Zodoende kon Sint Paulus zeggen: “Ook is er, want anders zouden de buitengewone openbaringen mij verwaand kunnen maken, ook is er een doren in mijn vlees gestoken, als een bode van de satan die mij moet afranselen. Tot driemaal toe heb ik de Heer aangeroepen, dat hij van mij zou weggaan. Maar Hij antwoordde mij: “Je hebt genoeg aan mijn genade. Kracht wordt juist in zwakheid volkomen.” (2 Kor 12, 7-9).
Daar dit deel uitmaakt van de gehele heilseconomie, moeten we leren om naar onze zwakheden met tedere barmhartigheid te kijken.
De Kwade doet ons onze zwakheid zien en veroordelen, terwijl de Geest het aan het licht brengt met tedere liefde. Tederheid is de beste manier om de zwakheid in ons aan te raken. Vingerwijzen en het oordelen van anderen zijn vaak tekens van een onvermogen om onze eigen tekortkomingen te aanvaarden, onze eigen zwakheid. Enkel tedere liefde zal ons redden van de valstrikken van de aanklager (Apok 12,10). Daarom is het zo belangrijk om Gods barmhartigheid te leren kennen, in het bijzonder in het Sacrament van de Verzoening, waar we deze waarheid en tederheid ervaren. Paradoxaal genoeg kan de Kwade ook de waarheid tot ons spreken, maar dat doet hij enkel om ons te veroordelen. We weten dat Gods waarheid niet veroordeelt, maar in de plaats daarvan ons verwelkomt, omhelst, ondersteunt en vergeeft. Die waarheid toont zichzelf altijd aan ons zoals de barmhartige vader in de parabel van Jezus (Lc 15, 11-32). Deze komt ons tegemoet, herstelt onze waardigheid, helpt ons op de been en verheugt zich om ons, zoals de vader het zegt: “Want deze zoon van mij was dood en is weer levend geworden, hij was verloren en is teruggevonden.” (Lc 15, 24).
Gods wil, zijn heilsgeschiedenis en plan waren aan het werk, zelfs door de angsten van Jozef heen. Jozef leert ons aldus dat geloof in God ook betekent te geloven dat hij door onze angsten heen kan werken, door onze zwakheden en onze tekortkomingen. Hij leert ons ook dat we, te midden van de storm van het leven, nooit bang moeten zijn om toe te staan dat de Heer onze koers bepaalt. Soms willen we volledige controle hebben, maar God ziet steeds het grotere geheel.
3 Een gehoorzame vader
Zoals hij met Maria deed, onthulde God zijn heilsplan aan Jozef. Dat deed hij door middel van zijn dromen die in de Bijbel en onder alle oude volkeren beschouwd werden als een manier voor God om zijn wil kenbaar te maken.
Jozef was erg verontrust door de mysterieuze zwangerschap van Maria. Hij wilde “haar niet in opspraak brengen”, dus “dacht hij er over in stilte van haar te scheiden.” (Mt 1,19)
In de eerste droom helpt een engel hem zijn ernstig dilemma op te lossen: “Jozef, zoon van David, wees niet bevreesd Maria, uw vrouw, tot u te nemen; het kind in haar schoot is van de heilige Geest. Zij zal een zoon ter wereld brengen die gij Jezus moet noemen, want Hij zal zijn volk redden uit hun zonden.” (Mt 1, 20-21). Het antwoord van Jozef kwam onmiddellijk: “Ontwaakt uit de slaap deed Jozef zoals de engel van de Heer hem bevolen had en nam zijn vrouw tot zich.” (Mt 1,24). Gehoorzaamheid maakt het voor hem mogelijk om zijn moeilijkheden te overwinnen en Maria te ontzien.
In de tweede droom vertelt de engel Jozef: “Sta op, neem het Kind en zijn moeder, vlucht naar Egypte en blijf daar tot ik u waarschuw, want Herodes komt het Kind zoeken om het te doden.” (Mt 2,13). Jozef aarzelde niet te gehoorzamen, ongeacht de ontbering die het met zich meebracht: “Hij stond op en week in de nacht met het Kind en zijn moeder naar Egypte uit. Daar bleef hij tot aan de dood van Herodes.” (Mt 2, 14-15).
In Egypte wachtte Jozef met geduldig vertrouwen het bericht van de engel af, zodat hij veilig terug naar huis zou kunnen gaan. In een derde droom vertelt de engel hem dat zij die het kind wilden doden gestorven waren en gaf hem de opdracht om op te staan, met het kind en zijn moeder, en terug te keren naar het land van Israël (Mt 2,19-20). Opnieuw gehoorzaamde Jozef prompt.
“Hij stond op, nam het Kind en zijn moeder en ging naar het land Israël.” (Mt 2,21).
Tijdens de terugtocht, “toen hij echter hoorde, dat Archelaüs in plaats van zijn vader Herodes over Juda heerste, vreesde hij daarheen te gaan; van Godswege in een droom gewaarschuwd.” – nu voor een vierde keer – “begaf hij zich daarom naar het gebied van Galilea. Hier aangekomen vestigde hij zich in een stad, Nazaret geheten.” (Mt 2, 22-23).
De evangelist Lucas vertelt ons, van zijn kant, dat Jozef de lange en moeilijk reis ondernam van Nazareth naar Bethlehem om in zijn thuisstad geregistreerd te worden in de volkstelling van Keizer Caesar Augustus. Daar werd Jezus geboren (Lc 2,7) en zijn geboorte, zoals dat van ieder kind, werd vastgelegd in het register van het Keizerrijk. Sint Lucas is er in het bijzonder aandachtig voor ons te vertellen dat de ouders van Jezus alle voorschriften van de Wet naleefden: de riten van de besnijdenis van Jezus, de reiniging van Maria na de geboorte, het opdragen van de eerstgeborene aan God (Lc 2, 21-24).
In iedere situatie verkondigde Jozef zijn eigen “fiat”, zoals dat van Maria bij de Annunciatie en zoals Jezus in de Hof van Getsemane.
In zijn rol als hoofd van een gezin, leerde Jozef Jezus gehoorzaam te zijn aan zijn ouders (Lc 2,51), dit in navolging van het gebod van God (Ex 20,12).
Gedurende de verborgen jaren in Nazareth leerde Jezus, in de school van Jozef, de wil te doen van de Vader. Die wil diende zijn dagelijkse spijs te zijn (Joh 4,34). Zelfs tijdens de moeilijkste momenten van zijn leven, in Getsemane, koos Jezus ervoor de wil van de Vader te doen boven de zijne, zo werd hij “gehoorzaam tot de dood, tot de dood aan het kruis” (Fil 2,8). De auteur van de Brief aan de Hebreeën besluit aldus dat Jezus “gehoorzaamheid geleerd heeft in de school van het lijden.” (Heb 5,8)
Dit alles maakt duidelijk dat “Sint Jozef geroepen was door God om de persoon en de missie van Jezus op directe wijze te dienen doorheen de uitoefening van zijn vaderschap” en dat hij op deze wijze “in de volheid van de tijd meewerkte in het grote heilsmysterie en werkelijk een bedienaar is van de verlossing.”
4 Een aanvaardende vader
Jozef aanvaarde Maria onvoorwaardelijk. Hij vertrouwde de woorden van de engel. “De adel van Jozefs hart bestaat erin dat hij datgene wat hij leerde van de wet afhankelijk maakte van naastenliefde. Vandaag, in onze wereld waar psychologisch, verbaal en fysiek geweld tegen vrouwen zo evident is, verschijnt Jozef als een respectvolle en gevoelige man. Hoewel hij het grotere plaatje niet begrijpt, maakt hij een beslissing om de goede naam, de waardigheid en het leven van Maria te beschermen. In zijn aarzelend afwegen hoe hij moet handelen, hielp God hem door zijn oordeel te verlichten.”
Zoals vaak in het leven, gebeuren er dingen waarvan we de betekenis niet begrijpen. Onze eerste reactie is er vaak één van ontgoocheling en rebellie. Jozef zet zijn eigen ideeën opzij om het verloop van het gebeuren te aanvaarden, hoe mysterieus ze ook leken, om ze te omhelzen, er verantwoordelijkheid voor te nemen en ze deel te laten uitmaken van zijn eigen geschiedenis. Tenzij we ons verzoenen met onze eigen geschiedenis, zullen we niet in staat zijn enige stap vooruit te zetten, daar we voor altijd gegijzeld zullen blijven door onze verwachtingen en de ontgoochelingen die er op volgen.
De spirituele weg die Jozef voor ons uitgaat is er niet één die iets uitlegt, maar leert aanvaarden. Slechts ten gevolge van deze aanvaarding, deze verzoening, kunnen we beginnen een glimp op te vangen van een breder gebeuren, een diepere betekenis. We kunnen bij een echo horen van het
gepassioneerde antwoord van Job aan zijn vrouw, die hem had aangespoord tot rebellie tegen het kwaad dat hij doorstond: “Het goede nemen we wel aan van God, waarom dan het kwade niet?” (Job 2,10)
Jozef is zeker niet passief en geeft niet op, maar is moedig en nadrukkelijk proactief. In onze eigen levens kunnen aanvaarding en verwelkoming een uitdrukking zijn van de gave van de Heilige Geest in de vorm van standvastigheid. Enkel de Heer kan ons de kracht schenken die nodig is om het leven te aanvaarden zoals het is, met al zijn contradicties, frustraties en teleurstellingen.
Jezus komst in ons midden is een geschenk van de Vader dat het voor ieder van ons mogelijk maakt om verzoend te worden met het wezenlijke van onze eigen geschiedenis, ook wanneer we er niet in slagen het ten volle te begrijpen.
Net zoals God aan Jozef zei: “Zoon van David, wees niet bevreesd!” (Mt 1,20), lijkt Hij ons te zeggen: “Wees niet bevreesd!” We moeten alle woede en ontgoocheling opzij zetten en de dingen omhelzen zoals ze zijn, ook wanneer het is niet is zoals wij het zelf zouden willen. Niet enkel met gelatenheid maar met hoop en moed. Op deze wijze worden we open voor een diepere betekenis. Onze levens kunnen miraculeus herboren worden indien we de moed vinden om te leven volgens het Evangelie. Het doet er niet toe of het lijkt alsof alles verkeerd is gegaan of dat het lijkt dat sommige dingen niet meer te herstellen zijn. God kan bloemen doen opbloeien uit rotsige grond. Zelfs wanneer ons hart ons veroordeelt, dan “is God groter dan ons hart en Hij weet alles” (1 Joh 3,20).
En hier ontmoeten we opnieuw dat Christelijke realisme dat niets dat bestaat verwerpt. De realiteit, in al zijn mysterieuze en onherleidbare complexiteit, is de drager van existentiële betekenis, met al zijn licht en schaduw. Zo kan de Apostel Paulus zeggen: “Intussen weten wij, dat God in alles het heil bevordert van die Hem liefhebben” (Rom 8,28). Waar Sint Augustinus nog aan toevoegt: “zelfs datgene wat kwaad genoemd wordt” (etiam illud quod malum dicitur)”. In dit groter perspectief geeft het geloof betekenis aan ieder gebeuren, of het nu vreugdevol of bedroevend is.
Evenmin zouden we ooit mogen denken dat geloven betekent gemakkelijke en geruststellende oplossing vinden. Het geloof dat Christus ons leerde is wat we zien in Sint Jozef. Hij zocht niet naar binnenwegen, maar confronteerde de realiteit met zijn ogen open en aanvaarde er persoonlijke verantwoordelijkheid voor.
De houding van Jozef bemoedigt ons om anderen te aanvaarden en te verwelkomen zoals ze zijn, zonder uitzondering, en om bijzondere zorg te betonen aan de zwakkeren, want God kiest wat zwak is (1 Kor 1,27). “Hij die vader is der verweesden, voor de vrouw die haar man mist” (de weduwe) (Ps 68,6), die ons opdraagt de vreemde in onze midden te beminnen. Ik hou ervan te denken dat het van Jozef was dat Jezus de inspiratie vond voor de parabel van de verloren zoon en de barmhartige vader (Lc 15, 11-32).
5. Een creatief moedige vader
Als de eerste stap voor alle ware innerlijke genezing eruit bestaat ons persoonlijk verleden te aanvaarden en zelfs de dingen te omhelzen in het leven waar we niet voor hebben gekozen, moeten we nu nog een ander belangrijk element toevoegen: creatieve moed. Dit komt in het bijzonder naar voor op de manier waarop we omgaan met moeilijkheden. Ten aanzien van moeilijkheden kunnen we ofwel opgeven en er weg van lopen of het op één of andere manier aanpakken. Soms brengen moeilijkheden mogelijkheden naar boven waar we niet eens van wisten dat we ze hadden.
Wanneer we de verhalen van de jeugd van Jezus lezen, kunnen we ons vaak afvragen waarom God niet op een directere en duidelijkere wijze handelde. Maar God handelt door gebeurtenissen en mensen. Jozef was de man die door God werd gekozen om het begin van de heilsgeschiedenis te begeleiden. Hij was het ware “mirakel” waardoor God het kind en zijn moeder redde. God handelde door te vertrouwen op de creatieve moed van Jozef. Aangekomen in Bethlehem vonden ze geen plaats waar Maria het kindje ter wereld kon brengen, dus ging Jozef naar een stal, en veranderde deze, zo goed als hij kon, in een verwelkomende thuis waar de Zoon van God in de wereld kon komen (Lc 2, 6-7). Geconfronteerd met het dreigend gevaar van Herodes, die het kind wilde doden, werd Jozef opnieuw gewaarschuwd in een droom om het kind te beschermen en stond hij in het midden van de nacht op om de vlucht naar Egypte voor te bereiden. (Mt 2, 13-14).
Een oppervlakkige lezing van deze verhalen kan vaak de indruk geven dat de wereld is overgeleverd aan de sterken en de machtigen, maar de “blijde boodschap” van het Evangelie bestaat er juist in te tonen dat, voor alle arrogantie en geweld van de wereldse machten, God altijd een weg vindt om zijn heilsplan uit te voeren. Het kan dus van tijd tot tijd lijken dat ok onze levens overgeleverd zijn aan de machtigen, maar het Evangelie toont ons wat werkelijk van belang is. God vindt altijd een manier om ons te redden, op voorwaarde dat we dezelfde creatieve moed tonen als de timmerman van Nazareth, die in staat was een probleem om te keren tot een mogelijkheid door steeds te vertrouwen in de Goddelijke voorzienigheid.
Als het van tijd tot tijd lijkt alsof God ons niet helpt, dat betekent dit zeker niet dat we in de steek werden gelaten, maar dat God vertrouwt om zelf te plannen, creatief te zijn en oplossingen te vinden.
Deze vorm van creatieve moed werd betoond door de vrienden van de lamme, die hem door het dak naar beneden lieten om hem tot bij Jezus te brengen (Lc 5, 17-26). Moeilijkheden stonden niet in de weg van de durf en het doorzettingsvermogen van die vrienden. Ze waren ervan overtuigd dat Jezus
de man kon genezen, “Maar omdat ze vanwege de menigte geen kans zagen om hem binnen te brengen, gingen ze het dak op en lieten ze hem met bed en al tussen de tegels door neer in de kring vóór Jezus. Toen Hij hun vertrouwen zag zei Hij tegen de man: ‘Uw zonden zijn u vergeven.’ (Lc 5, 19- 20). Jezus erkende het creatieve geloof waarmee ze er naar zochten hun zieke vriend tot bij hem te brengen.
Het Evangelie vertelt ons niet hoe lang Maria, Jozef en het kind in Egypte bleven. We zijn er echter zeker van dat ze moesten eten, een huis dienden te vinden en werk. Het vraag niet veel verbeeldingskracht om die details in te vullen. De Heilige Familie diende om te gaan met concrete problemen zoals iedere ander familie, zoals zo vele van onze migranten broeders en zusters die, ook vandaag, hun leven wagen om ongeluk en honger te vluchten. In dit opzicht beschouw ik Sint Jozef als bijzondere patroon van alle mensen die zich gedwongen zagen om hun thuisland te verlaten omwille van oorlog, haat, vervolging en armoede.
Op het eind van iedere passage waar Jozef een rol inneemt vertelt het Evangelie ons dat hij opstaat, het kind en zijn moeder meeneemt en doet wat God hem heeft opgedragen (Mt 1,24; 2,14.21). Inderdaad, Jezus en zijn Moeder Maria zijn de kostbaarste schatten van ons geloof. In het goddelijke heilsplan is de Zoon onafscheidelijk van zijn Moeder, van Maria, die “verder ging in haar pelgrimstocht van geloof en trouw haar eenheid met haar Zoon bewaarde tot ze uiteindelijk aan het kruis ging staan.
We zouden ons altijd moet afvragen of wij zelf Jezus en Maria beschermen, daar ze ook op mysterieuze wijze toevertrouwd zijn aan onze verantwoordelijkheid, zorg en bewaring. De Zoon van de Almachtige kwam in onze wereld in een toestand van grote kwetsbaarheid. Hij diende verdedigd te worden, beschermd, verzorgd en opgevoed door Jozef. God vertrouwde Jozef, zoals Maria, die in hem iemand vond die niet enkel haar leven zou redden, maar altijd zou voorzien voor haar en haar kind. In deze zin kan Sint Jozef niet anders zijn dan de Bewaarder van de Kerk, daar de Kerk de voortzetting is van het Lichaam van Christus in de geschiedenis, zoals Maria’s moederschap gereflecteerd is in het moederschap van de Kerk. In deze voortgezette bescherming van de Kerk blijft Jozef het kind en zijn moeder beschermen en blijven wij, op onze beurt, door onze liefde voor de Kerk, het kind en zijn moeder beminnen.
Het kind zou later zeggen: “ Ik zeg u: al wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders hebt gij voor Mij gedaan.” (Mt 25,40). Bijgevolg is iedere arme, behoeftige, lijdende of stervende persoon, iedere vreemdeling, iedere gevangene, iedere zieke het “kind” dat Jozef blijft beschermen. Bijgevolg kan de Kerk niet anders dan een bijzonder liefde voor de minsten van onze broeders en zuster betonen, daar Jezus een bijzonder zorg betoonde voor hen en zich persoonlijk met hen identificeerde. Van Sint Jozef moeten we diezelfde zorg en verantwoordelijkheid leren. We moeten leren het kind en zijn moeder te beminnen, de sacramenten en de naastenliefde te beminnen, de Kerk en de armen te beminnen. Ieder van deze realiteiten is altijd het kind en zijn moeder.
6. Een werkende vader
Een aspect van Sint Jozef dat werd benadrukt sinds de eerste sociale Encycliek, Rerum Novarum van Paus Leo XIII, is zijn band met werk. Sint Jozef was een timmerman die een eerlijk loon verdiende om te voorzien in de noden van zijn gezin. Het is van hem dat Jezus de waarde, de waardigheid en de vreugde leerde van wat het betekende om brood te eten als vrucht van de eigen arbeid.
In onze dagen, waar werkgelegenheid opnieuw een belangrijke sociale zaak is geworden, en werkloosheidscijfers soms recordhoogten bereiken, zelfs in naties die gedurende decennia een zekere welvaart hebben genoten, is er nood aan een hernieuwing van de waardering van het belang van waardige tewerkstelling, waar Sint Jozef een voorbeeldige patroon van is.
Werken is een manier om deel te nemen aan het werk van de verlossing, een mogelijkheid om de komst van het Koninkrijk te versnellen, onze talenten en mogelijkheden te ontwikkelen en hen ten dienst te stellen van de samenleving en broederlijke gemeenschap. Het wordt een gelegenheid voor de vervulling van niet enkel onszelf, maar ook van die primaire cel van de samenleving, het gezin. Een gezin zonder werk is in het bijzonder vatbaar voor moeilijkheden, spanningen vervreemding en zelfs uiteenvallen. Hoe kunnen we spreken over menselijke waardigheid zonder te werken aan de zekerheid dat iedereen in staat moet zijn om een fatsoenlijk bestaan te leiden.
Werkende personen, wat hun werk ook mag zijn, werken samen met God zelf en worden op de een of andere manier scheppers van de wereld om ons heen. De crisis van onze tijd, die economisch, sociaal, cultureel en spiritueel is, kan dienen als een oproep voor ons allen om de waarde, het belang en de noodzaak van werk te herontdekken, om een nieuw "normaal" tot stand te brengen waarvan niemand wordt uitgesloten. Het werk van de Heilige Jozef herinnert ons eraan dat God zelf, door mens te worden, het werk niet verachtte. Het verlies aan werkgelegenheid dat zoveel van onze broeders en zusters treft en dat is toegenomen ten gevolge van de Covid19-pandemie, moet dienen als een oproep om onze prioriteiten te herzien. Laten we de Heilige Jozef, de Arbeider aansporen om ons te helpen bij het vinden van manieren om uitdrukking te geven aan onze vaste overtuiging dat geen enkele jongere, geen enkele persoon, geen enkel gezin zonder werk mag zijn!
7. Een vader in de schaduw
De Poolse schrijver Jan Dobraczyński vertelt in zijn boek De Schaduw van de Vader, het verhaal van het leven van de Heilige Jozef in de vorm van een roman. Hij gebruikt het suggestieve beeld van een schaduw om Jozef te definiëren. In zijn relatie tot Jezus was Jozef de aardse schaduw van de hemelse Vader: hij waakte over hem en beschermde hem en liet hem nooit in de steek om zijn eigen weg te gaan. We kunnen denken aan de woorden van Mozes aan Israël: “En in de woestijn…hebt gij ervaren hoe Jahwe uw God u gedragen heeft zoals iemand zijn zoon draagt, heel de lange toch tot hier toe.” (Deut 1,31). Op gelijkaardige wijze handelde Jozef als een vader gedurende zijn hele leven.
Vaders worden niet geboren, maar gemaakt. Een man wordt geen vader door simpelweg een kind ter wereld te brengen, maar door de verantwoordelijkheid op zich te nemen om voor dat kind te zorgen. Wanneer een man de verantwoordelijkheid voor het leven van een ander op zich neemt, wordt hij op de een of andere manier een vader voor die persoon.
Kinderen lijken vandaag de dag vaak als weeskinderen, zonder vaders. Ook de kerk heeft vaders nodig. De woorden van de Heilige Paulus aan de Korintiërs blijven actueel: " Want al had gij in Christus duizend opvoeders, gij hebt maar één vader " (1 Kor 4,15). Iedere priester of bisschop zou daar met de apostel aan moeten kunnen toevoegen: "Ik ben je vader in Christus Jezus geworden door het Evangelie." (ibid.) Paulus noemt ook de Galaten: " Ach kinderen, ik moet opnieuw weeën om u doorstaan, totdat ge de gestalte van Christus hebt aangenomen!" (Gal 4,19).
Vader zijn betekent kinderen kennis laten maken met het leven en de werkelijkheid. Ze niet tegenhouden, over beschermend of bezitterig zijn, maar ze in staat stellen zelf te beslissen, van de vrijheid te genieten en nieuwe mogelijkheden te verkennen. Misschien wordt Jozef om deze reden wel traditioneel een "meest kuise" vader genoemd. Die titel is niet zomaar een teken van genegenheid, maar de optelsom van een houding die het tegenovergestelde is van bezitsdrang. Kuisheid is vrij zijn van bezitsdrang in elk aspect van het leven. Enkel wanneer liefde kuis is, is het echt liefde. Een bezittelijke liefde wordt uiteindelijk gevaarlijk: ze houdt mensen gevangen, verstikt ze en zorgt voor ellende. God zelf heeft de mensheid liefgehad met een kuise liefde, hij heeft ons zelfs vrijgelaten om te dwalen en ons tegen hem te verzetten. De logica van de liefde is altijd de logica van de vrijheid en Jozef wist hoe hij met buitengewone vrijheid moest liefhebben. Hij heeft zichzelf nooit in het middelpunt van de belangstelling geplaatst. Hij dacht niet aan zichzelf, maar richtte zich op het leven van Maria en Jezus.
Jozef vond het geluk niet in louter zelfopoffering, maar in zelfgave. In hem zien we nooit frustratie, maar alleen vertrouwen. Zijn geduldige stilzwijgen was de opmaat naar concrete blijken van vertrouwen. Onze wereld heeft vandaag de dag vaders nodig. Het dient de tirannen, die anderen willen domineren als middel om hun eigen behoeften te compenseren, niet. Het wijst degenen die gezag verwarren met autoritarisme, dienstbaarheid met slaafsheid, discussie met onderdrukking, naastenliefde met een welzijnsmentaliteit, macht met vernietiging. Elke ware roeping wordt geboren uit de gave van zichzelf, die de vrucht is van een volwassen offer. Ook het priesterschap en het gewijde leven vereisen dit soort volwassenheid. Wat onze roeping ook is, of het nu gaat om het huwelijk, het celibaat of de maagdelijkheid, onze gave van het zelf zal niet in vervulling gaan als ze stopt bij het offeren; als dat het geval zou zijn, zou de gaven van het zelf in plaats van een teken te worden van de schoonheid en de vreugde van de liefde, het risico lopen een uitdrukking te worden van ongelukkigheid, verdriet en frustratie.
Wanneer vaders niet langer het leven van hun kinderen in hun plaats willen leven, openen zich nieuwe en onverwachte horizonten. Ieder kind is de drager van een uniek mysterie dat alleen aan het licht kan worden gebracht met de hulp van een vader die de vrijheid van dat kind respecteert. Een vader die zich realiseert dat hij het meest een vader en opvoeder is op het moment dat hij "nutteloos" wordt, wanneer hij ziet dat zijn kind zelfstandig is geworden en zonder begeleiding de paden van het leven kan bewandelen. Als hij wordt zoals Jozef, die altijd al wist dat zijn kind niet het zijne was, maar slechts aan zijn zorg was toevertrouwd. Uiteindelijk is dit wat Jezus ons wil laten begrijpen als hij zegt: " En noemt niemand van u op aarde vader; gij hebt maar een Vader, de hemelse." (Mt 23,9).
Bij elke uitoefening van ons vaderschap moeten we altijd in gedachten houden dat het niets te maken heeft met bezitten, maar eerder een "teken" is dat wijst op een groter vaderschap. In zekere zin zijn we allemaal als Jozef: een schaduw van de hemelse Vader, die " opdat gij kinderen moogt worden van uw Vader in de hemel, die immers de zon laat opgaan over slechten en goeden en het laat regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen." (Mt 5,45). En een schaduw die zijn Zoon volgt.
 

 

“Sta op, neem het Kind en zijn moeder” (Mt 2,13),zo zei God aan Jozef.
Het doel van deze Apostolische Brief is om onze liefde voor deze grote heilige te vergroten, om het aanroepen van zijn voorspraak te bemoedigen en aan te zetten tot het volgen van zijn deugden en zijn ijver.
Inderdaad, de ware missie van de heiligen is niet mirakelen te bekomen en genaden, maar voor ons ten beste te spreken voor God, zoals Abraham en Mozes en zoals Jezus, “de middelaar” (1 Tim 2,5), die onze “voorspreker” is bij de Vader (1 Joh 2,1) en die altijd leeft om voor ons te pleiten (Heb 7,25; Rom 8,34).
De heiligen helpen alle gelovigen “ te streven naar de heiligheid en de perfectie van hun levensstaat”. Hun levens zijn het concrete bewijs dat het mogelijk is om het Evangelie te beleven.
Jezus zei ons: “Leert van Mij: Ik ben zachtmoedig en nederig van hart” (Mt 11,29). De levens van de heiligen zijn evenzeer voorbeelden die we moeten navolgen. Sint Paulus zegt dit expliciet: “Volgt mij na!” (1 Kor 4,16). Door zijn eloquente stilte zegt Sint Jozef hetzelfde.
We moeten Sint Jozef enkel vragen voor de genade der genaden: onze bekering. Laten we nu tot hem bidden:

Weesgegroet, Beschermer van de Verlosser,
Echtgenoot van de Heilige Maagd Maria.
Aan u vertrouwde God zijn enige Zoon toe;
in u heeft Maria haar vertrouwen gesteld;
met u werd Christus mens.
Gezegende Jozef, ook voor ons,
laat uzelf als een vader zien
om ons te begeleiden op het pad van het leven.
Verkrijg voor ons genade, barmhartigheid en moed,
en verdedig ons tegen elk kwaad. Amen.


Gegeven te Rome, in Sint Jan van Lateranen, op 8 december, Hoogfeest van de Onbevlekte Ontvangenis van de Heilige Maagd Maria, in het jaar 2020, het achtste van mijn Pontificaat.