“Als ik naar de hemel kijk, het kunstwerk van uw vingers,
als ik maan en sterren zie, die Gij daar hebt gezet:
Ach, wat is de mens dan, dat Gij naar hem omziet, ’t mensenkind, dat Gij zo voor hem zorgt?”(Psalm 8,4-5)
In de voorbije zomer kreeg ik de kans een groot aquarium te bezoeken, zoiets als een dierentuin maar dan voor vissen. Het is een beetje zoals ons bezoek aan Planckendael. Je kijkt je ogen uit naar al dat mooie dat in de natuur aanwezig is. In de onderwereld van het water heb je zo’n verscheidenheid aan vissen dat je er niet op uitgekeken raakt. De zoveel verschillende vormen: kleine en grote, platte en dikke, felle kleuren ook, prachtige kleurpatronen. Ook gevaarlijk uitziende met scherpe tanden, anderen leken dan weer constant zoenmondjes te maken. Je kan al dat mooie voorbijlopen met de gedachte: het was fijn daar kennis mee te hebben gemaakt, het was een fijne uitstap, samen de picknick ook, het gezelschap. Maar het is weer voorbij en we vervallen terug in de sleur van elke dag.
Het kan ook verwondering oproepen en bewondering. Zeker als je de tijd neemt om er even bij stil te staan en er even over wil nadenken, mediteren. Elke diertje heeft zijn plaats en functie in die prachtige wereld, onder of boven water. Ondanks dat de natuur vaak grillig kan zijn en onverwacht, soms kalm, een onvoorspelbare kalmte die kan losbarsten in hevig geweld, kan men een zekere orde ontdekken. Elk elementje, elke plant, elk dier en noem maar op, heeft zijn reden en recht van bestaan.
In het scheppingsverhaal horen we hoe de schepper al deze dingen bij de mens bracht zodat hij ze een naam kon geven. In psalm 8 lezen we: “ Heel uw schepping aan hem (de mens) onderworpen, alles aan zijn voeten neergelegd”.
In die mooie schepping die de Heer heeft gegeven mag de mens leven. Mag ik leven.
Enerzijds is er die grootsheid van de schepping en daartegenover de kleinheid van ons mensen.
Anderzijds is er het besef dat dit alles onze woonstede is. God heeft de mens geplaatst in het midden van die mooie schepping. Dat niet alleen, Hij ziet ook om naar de mens, Hij wil hem steeds weer omringen met zijn liefde en genegenheid.
Terecht mogen we de woorden van de psalmist in de mond nemen.
“Heer, onze Heer, hoe groot zijt Gij, hoe ontzagwekkend is uw Naam op aarde!”
Moge de mooie kleurenpracht van de herfst ons wederom niet onverschillig laten, maar danken wij de Heer voor zijn goedheid.
Diaken Jan
Reactie plaatsen
Reacties